bataat
- ba·taat
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘zoete aardappel’ voor het eerst aangetroffen in 1565 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bataat | bataten |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) (voeding) Ipomoea batatas tropisch knolgewas, een soort grote zoete aardappel
1.
- Het woord bataat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bataat" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bataat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bataat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
bataat
- Zie Wikipedia voor meer informatie.