barometer
  • ba·ro·me·ter
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toestel dat luchtdruk meet’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • afgeleid van meter met het voorvoegsel baro- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord barometer barometers
verkleinwoord barometertje barometertjes

de barometerm

  1. (natuurkunde), (meteorologie) een instrument dat de luchtdruk meet, weerglas
    • De barometer is een uitvinding van Torricelli. 
  2. instrument of getal dat de stemming aangeeft
    • De beursbarometer geeft aan hoe de stemming op de beurs is. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]