barkeeper
- bar·kee·per
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘barman’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- van het Engels, samenstelling van bar en keeper [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barkeeper | barkeepers |
verkleinwoord | barkeepertje | barkeepertjes |
de barkeeper m
- (beroep) iemand die achter de bar staat en drankjes voor de gasten inschenkt
- ▸ De naam van de Griekse barkeeper was op dit tijdstip een lastige horde die hij omzeilde met de Nederlandse variant ervan.[3]
- Het woord barkeeper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barkeeper" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "barkeeper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ barkeeper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be