1. baksteenrood


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·steen·rood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baksteenrood -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het baksteenroodo

  1. (kleur) bruinrode kleur van uit ijzerhoudende klei gebakken bouwstenen
     In 1936 / 1937 zat het donkerder rood ook al op de vuurtoren", zegt ze. "We brengen deze kleur terug, mede omdat deze beter bij het baksteenrood van de bijbehorende huizen past.[1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen baksteenrood baksteenroder baksteenroodst
verbogen baksteenrode baksteenrodere baksteenroodste
partitief baksteenroods baksteenroders -

Bijvoeglijk naamwoord

baksteenrood

  1. met de bruinrode kleur van uit ijzerhoudende klei gebakken bakstenen
     We volgen dan ook een route die vijf dorpen aandoet en vooral hun aanvallige kerken, klein, stoer, baksteenrood en eeuwenoud.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mariël Polman (geciteerd)
    “Andere kleur voor vuurtoren Burgh-Haamstede” (28 augustus 2020) op omroepzeeland.nl
  2.   Weblink bron
    Joyce Roodnat
    “Boterdiep met torens” (27 februari 2010) op nrc.nl