bakeren
- ba·ke·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bakeren |
bakerde |
gebakerd |
zwak -d | volledig |
- overgankelijk het strak inwikkelen van een baby in een deken of lappen
- Zuigelingen werden vroeger gebakerd en de gewoonte begint weer in zwang te komen.
1. het strak inwikkelen van een baby in een deken of lappen.
- Het woord bakeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bakeren" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ba·ke·ren
Naar frequentie | 26612 |
---|
bakeren
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van baker