baisse
- bais·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het dalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baisse | baisses |
verkleinwoord |
de baisse v
- (economie) een periode waarin de prijzen uitzonderlijk laag zijn
- ▸ Het gaat razendsnel: in iets meer dan een jaar tijd doen de beurzen het nu al even slecht als tijdens de baisse van 2000-2002.[2]
- Het woord baisse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baisse" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "baisse" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Beurs ging nooit zo snel zo diep” (25 oktober 2008), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
baisse | la baisse | baisses | les baisses |
baisse v
vervoeging van |
---|
baisser |
baisse