autista
Italiaans
Uitspraak
- IPA: /au̯ˈtista/
Woordafbreking
- au·ti·sta
Woordherkomst en -opbouw
- [zelfstandig] [1] Afgeleid van auto (auto, wagen) met het achtervoegsel -ista.
- [zelfstandig] [2], [bijvoeglijk] Ontleend aan het Duitse Autist.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | autista | autisti |
vrouwelijk | autista | autiste |
Zelfstandig naamwoord
Synoniemen
- [1] guidatore m, guidatrice v
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | autista | autisti |
vrouwelijk | autista | autiste |
autista
Synoniemen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- au·tis·ta
enkelvoud | meervoud |
---|---|
autista | autistas |
Zelfstandig naamwoord
Verwijzingen
- autista in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | autista | autistas |
vrouwelijk | autista | autistas |
Bijvoeglijk naamwoord
autista