astigmatisch
- astig·ma·tisch
- In de betekenis van ‘met onscherpe beeldvorming’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1902 [1] [2]
- afleiding van het Griekse "stigma" (punt of stip) met het voorvoegsel a- met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | astigmatisch | astigmatischer | |
verbogen | astigmatische | astigmatischere | |
partitief | astigmatisch | astigmatischers | - |
astigmatisch
- van een lens dat de kromming niet in alle richtingen gelijk is en dat een scherpe afbeelding dus niet mogelijk is
- In het interview De meest complexe klus in de ruimte (16/7, p. 18) staat dat de Hubble-ruimtetelescoop bijziend was. Dat klopt niet. Bij bijziendheid zie je voorwerpen ver weg niet scherp omdat de lens ‘te bol’ is. Bij de Hubble-telescoop was er iets anders aan de hand: de spiegel had de verkeerde vorm, omdat de randen te plat waren geslepen. Hubble was niet bijziend, maar astigmatisch. [3]
1. van een lens dat de kromming niet in alle richtingen gelijk is en dat een scherpe afbeelding dus niet mogelijk is
- Het woord astigmatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "astigmatisch" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "astigmatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ astigmatisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC 19 juli 2018 Brieven nrc.next 19/7/2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be