asentar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
asentar |
asentaba |
asentado |
volledig |
asentar
- neerzetten, plaatsen
- bevestigen, vastmaken, vastzetten, vastleggen
- boeken, noteren, inschrijven
- toedelen, uitdelen
- aanzetten, scherpen, slijpen, wetten
- stevig staan
- goed zitten (van kleding)