ascetisch
- as·ce·tisch
- Leenwoord uit het Duits of Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. ascese’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van asceet met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ascetisch | ascetischer | |
verbogen | ascetische | ascetischere | |
partitief | ascetisch | ascetischers | - |
ascetisch [3]
- Het woord ascetisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ascetisch" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ascetisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ascetisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be