arglistig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- arg·lis·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | arglistig | arglistiger | arglistigst |
verbogen | arglistige | arglistigere | arglistigste |
partitief | arglistigs | arglistigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
arglistig
- vaak anderen te slim af zijnde, bedrieglijk, sluw
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord arglistig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arglistig" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ arglistig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be