Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·beids·pro·ces
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidsproces arbeidsprocessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het arbeidsproceso

  1. (alles wat te maken heeft met) het verrichten van betaalde arbeid
    • Wie is geboren met een handicap, moet niet achter de geraniums zitten maar midden in de samenleving staan. Dat is het levensmotto van Kitty Verbeek uit Enschede. Ze fietst lange afstandsritten en doet volop mee in het arbeidsproces. Haar motto: „Een handicap hoeft niet je beperking te worden." [2] 
    • Van Kooten vindt het stadsgesprek over vuurwerk en het burgerbesluit dat daar mogelijk uit voortkomt, een prima initiatief. "Oud en nieuw is niemandsland. Dan mag je helemaal losgaan, met als gevolg dat je je vingers eraf blaast. Dat leidt niet alleen tot ernstig letsel, trauma's en drama's, maar ook tot gigantisch hoge kosten. Mensen kunnen soms niet meer deelnemen aan het arbeidsproces. We moeten een keer stoppen met doen alsof vuurwerk afsteken normaal is. Het genot van het afsteken weegt niet op tegen de schade die het aanricht", aldus de chirurg. [3] 
    • Rietbroek: ,,Als we dit in Nederland goed regelen, levert dit meer tevredenheid op bij patiënten. Wij als behandelaars zien de patiënten opbloeien en ook uit macro-economisch perspectief is het waardevol. Het geld dat je erin stopt, komt er ook weer uit doordat deze ex-patiënten vaker deel kunnen nemen aan het arbeidsproces." [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen