Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aqua·ri·um·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aquariumwater
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aquariumwatero

  1. water dat in een aquarium zit en geschikt is om vissen in te houden
    • In het programmablad belooft Gaudeamus dat de vissen in 'geprepareerd water'zwemmen. Dat blijkt aquariumwater met een toegevoegd middel om de zuurstof vast te houden.[2] 
    • Er zit veel werk in het beheer van de „fragiele biotoop” in het bungalowpark onder Eindhoven. Tachtigduizend liter aquariumwater wordt aanhoudend gefilterd. Zonodig wordt zout water aangevoerd vanuit de Oosterschelde. Twee duikers maken de aquaria dagelijks schoon.[3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen