• ap·pe·tij·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen appetijtelijk appetijtelijker appetijtelijkst
verbogen appetijtelijke appetijtelijkere appetijtelijkste
partitief appetijtelijks appetijtelijkers -

appetijtelijk

  1. eetlust opwekkend
    • Zij bakte een appetijtelijke appeltaart. 
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be