ampel
- am·pel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omstandig’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
- Ontleend aan het Franse ample.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ampel | ampeler | ampelst |
verbogen | ampele | ampelere | ampelste |
partitief | ampels | ampelers | - |
ampel
- uitvoerig, meer dan genoeg
- Na ampele overweging is de beslissing genomen.
1. omstandig, meer dan genoeg
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord ampel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ampel" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "ampel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be