• am·me
  • Afkomstig van het Duitse woord Amme
Naar frequentie 18196
vervoeging
onbepaalde wijs amme
tegenwoordige tijd ammer
verleden tijd amma
ammet
voltooid
deelwoord
amma
ammet
onvoltooid
deelwoord
ammende
lijdende vorm ammes
gebiedende wijs am
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

amme

  1. onovergankelijk, overgankelijk zogen, de borst geven
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   amme     m: ammen
v: amma  
  ammer     ammene  
genitief   ammes     m: ammens
v: ammas  
  ammers     ammenes  

amme, m / v

  1. min, voedster, zoogster



  • am·me
  • Afkomstig van het Duitse woord Amme
vervoeging
onbepaalde wijs amme
amma
tegenwoordige tijd ammar
verleden tijd amma
voltooid
deelwoord
amma
onvoltooid
deelwoord
ammande
lijdende vorm ammast
gebiedende wijs am
amma
amme
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

amme

  1. onovergankelijk, overgankelijk zogen, de borst geven

amme

  1. gebiedende wijs van amma

amme

  1. gebiedende wijs van amme
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   amme     amma     ammer     ammene  

amme, v

  1. min, voedster, zoogster