Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoog·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoogster zoogsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zoogsterv

  1. (beroep) vrouw die een kind van een ander borstvoeding geeft
    • Een zoogster, een min, een minne, een stilster en een zoogvrouw: ze doen allemaal hetzelfde. Namelijk: het kind van een ander borstvoeding geven, meestal tegen een kleine vergoeding. Met name in adellijke kringen was het geven van borstvoeding lange tijd impopulair. Dat lieten de deftige vrouwen liever aan iemand anders over. [2] 
    • Een ander voorbeeld. Als jongeman hoorde ik voor het eerst de uitdrukking een ‘mer à boire’ en meende dat het ging om het Franse woord voor zoogster. Wat waren die Fransen toch creatief met taal, wat een vondst. Een echte moeder en een moeder om bij te drinken. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen