zoogster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zoog·ster
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zogen met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoogster | zoogsters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) vrouw die een kind van een ander borstvoeding geeft
- Een zoogster, een min, een minne, een stilster en een zoogvrouw: ze doen allemaal hetzelfde. Namelijk: het kind van een ander borstvoeding geven, meestal tegen een kleine vergoeding. Met name in adellijke kringen was het geven van borstvoeding lange tijd impopulair. Dat lieten de deftige vrouwen liever aan iemand anders over. [2]
- Een ander voorbeeld. Als jongeman hoorde ik voor het eerst de uitdrukking een ‘mer à boire’ en meende dat het ging om het Franse woord voor zoogster. Wat waren die Fransen toch creatief met taal, wat een vondst. Een echte moeder en een moeder om bij te drinken. [3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zoogster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zoogster" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd NICK MULLER 13 JUN 2014 Uitgestorven beroepen (3): snuifmolenaar, kindermaker, stronttonnetjesschepper
- ↑ NRC Peter van Straaten 6 januari 2012 Misverstanden
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be