ambachtsheerlijkheid

  • am·bachts·heer·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord ambachtsheerlijkheid ambachtsheerlijkheden
verkleinwoord - -

de ambachtsheerlijkheidv (geschiedenis) (juridisch) [1]

  1. de waardigheid van een ambachtsheer met de daaraan verbonden rechten
  2. het grondgebied of de landstreek, waarover de jurisdictie van deze ambachtsheer zich uitstrekt, het ambacht