• al·les·kun·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord alleskunner alleskunners
verkleinwoord

de alleskunnerm

  1. iemand die heel veel kan
     De Druivencross is een rit die niet meetelt voor een klassement. Voor Van der Poel was het de tiende overwinning van dit seizoen. De alleskunner begon in de derde ronde aan een solo, die hij tot de finish volhield. Toon Aerts, die Van der Poel zaterdag van de zege had afgehouden, eindigde als vierde.[2]
     Na een lange revalidatie van ruim vijf maanden stapte de Belgische alleskunner vandaag in de Azencross in Loenhout weer op de fiets in wedstrijdverband.[3]
  1. alleskunner op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Van der Poel herstelt zich van zeldzame nederlaag en wint in Overijse” (5-12-2019), NOS
  3.   Weblink bron “Van Aert beleeft geslaagde rentree na maandenlange revalidatie” (27-12-2019), NOS