allersomberst
- al·ler·som·berst
- intensiverende samenstelling van aller "genitief van het onbepaald voornaamwoord al" en somberst "overtreffende trap van het bijvoeglijk naamwoord somber"
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | allersomberst | ||
verbogen | allersomberste |
allersomberst
- uiterst teneergeslagen; meer teneergeslagen dan wie dan ook
- ▸ De eerste warme zonnestraal op die allersomberste dag.[1]
- Het woord 'allersomberst' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Lulu Miller“Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers , ISBN 9789048867325