• al·ler·som·berst
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen allersomberst
verbogen allersomberste

allersomberst

  1. uiterst teneergeslagen; meer teneergeslagen dan wie dan ook
     De eerste warme zonnestraal op die allersomberste dag.[1]


  1. Lulu Miller
    “Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers  , ISBN 9789048867325