allerprimitiefst
- al·ler·pri·mi·tiefst
- intensiverende samenstelling van aller "genitief van het onbepaald voornaamwoord al" en primitiefst "overtreffende trap van het bijvoeglijk naamwoord primitief"
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | allerprimitiefst | ||
verbogen | allerprimitiefste |
allerprimitiefst
- op een uiterst ongeciviliseerde manier
- ▸ ' Ik ben er dol op omdat die zin op elegante en bondige wijze uitdrukt wat werkelijk waar is - dat wie we worden voortkomt uit wie we op ons allerprimitiefst zijn; dat we zowel weten als onmogelijk kunnen weten wat het is dat we in ons leven nog zichtbaar moeten maken.[1]
- Het woord 'allerprimitiefst' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Strayed, Cherl“Schitterende kleine dingen” (2021), Thomas Rap , ISBN 9789400408784