• al·len

allen

  1. alle ; allemaal
    • Mag ik ervan uitgaan dat allen hiermee instemmen. 
     Ik stond mezelf toe het voor me te zien - vakken volgen als Politieke Geografie en Negentiende- eeuwse Britse Vrouwen in de Literatuur, in kleine lokalen waar je met z'n allen in een kring zat.[1]

allen

  1. alle ; allemaal
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be