• al·co·ho·lisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen alcoholisch alcoholischer
verbogen alcoholische alcoholischere
partitief alcoholisch alcoholischers -

alcoholisch

  1. alcohol bevattend
    • Hij hield niet van alcoholische dranken. 
     Dit heeft dan betrekking op het aanlengen van alcoholische drank met kraanwater, het mixen van cocktails met afgekeurde partijen limonades van een mismerk, het mondjesmaat toevoegen van chemicaliën in het water van het zwembad, hergebruik van het buffetvoedsel, sterk verlaagd gebruik van insecticiden bij muggen-, ratten- en kakkerlakkenplagen, op strategische plaatsen het aantal functionerende lampen verminderen en het achterstallig onderhoud aan de complexen uitbesteden aan incapabele, lees goedkope, krachten. Dit zijn enkele voorbeelden die regelmatig worden gesignaleerd.[1]
     'Kan ik u iets aanbieden? Water? Thee?' Hij was de eerste die koffie of iets alcoholisch niet eens noemde.[2]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]