• al·bue·rom
Naar frequentie 29267
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   albuerom     albuerommet     albuerom     albueromma
albuerommene  
genitief   albueroms     albuerommets     albueroms     albuerommas
albuerommenes  

albuerom, o

  1. armslag, bewegingsruimte, bewegingsvrijheid, speelruimte
    «Mellom vinduskarmens planter blir der alltid en standende strid om albuerom og de mest robuste vil vinne.»
    Tussen de planten op de vensterbank is er altijd een strijd om bewegingsruimte en de sterkste zal winnen.
  2. (figuurlijk) ontplooiingsmogelijkheid

albuerom

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van albuerom