afstoken
- af·sto·ken
- samenstelling van af bw en stoken ww
afstoken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afstoken |
stookte af |
afgestookt |
zwak -t | volledig |
- door vuur volledig vernietigen
- ▸ Toon van der Lee (77) werd maandag in het buitengebied van Kaatsheuvel door een zwerm hoornaars belaagd. Hij moest naar het ziekenhuis met twee, drie steken in zijn hoofd. Hij snapt niet dat Natuurmonumenten volstaat met waarschuwingsposters aan de bomen. "Anders ga ik het zelf wel afstoken."[2]
- verhitten of laten branden totdat de gewenste toestand is bereikt
- ▸ In het cognacgebied zijn van oudsher drie categorieën cognacstokers: le de beroepsstokers met 45 pct. van de produktie; 2e de coöperaties met 17 pct. van de produktie; 3e de „Bouilleurs de cru" (wijnbouwers die hun eigen oogst afstoken) met 38 pct. van de produktie.[3]
- [1] verbranden, platbranden
- Het woord 'afstoken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afstoken" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Slachtoffer boos na aanval hoornaars: 'Desnoods stook ik het nest af'” (20-08-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron C. F. Zeylstra“Concurrentie„oorlog" bedreigde standing van de Cognac” (20 juli 1971) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be