Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·stookt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: afstoken…
verbogen vorm: afgestookte

afgestookt

  1. voltooid deelwoord van afstoken
     Toen was de oven uit bedrijf en werd hij afgestookt met aardgas.[1]
     De Duitsers hebben alles afgestookt en werden door het Verdrag van Versailles (1919) verplicht daarvoor te betalen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Karin de Mik
    “Komen uit deze pijp dioxinen?” (13 augustus 2014) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Chris Coppens
    Boekbesprekingen  : Elly Cockx-Indestege, ‘Andreas Vesalius, a Belgian Census: Contribution towards a New Edition of H.W. Cushing's Bibliography.’ in: De Gulden Passer., jrg. 73 (1995), Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen, p. 230