afspiegeling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·spie·ge·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afspiegelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afspiegeling | afspiegelingen |
verkleinwoord | afspiegelingetje | afspiegelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
de afspiegeling v
- afbeelding van iets
- De getuige gaf geen juiste afspiegeling van wat er was gebeurd.
- ▸ Haar zwakke en deprimerende ‘oké’ was een lichte afspiegeling van de apathische toestand waarin ze zich ineens bevond.[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord afspiegeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afspiegeling" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be