afslachten
- Geluid: afslachten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑfslɑxtə(n) / (3 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afslachten | afslachtend |
afslachting | afgeslacht |
- af·slach·ten
- samenstelling van af bw en slachten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afslachten |
slachtte af |
afgeslacht |
zwak -t | volledig |
afslachten
- overgankelijk een populatie door slachting drastisch in aantal verminderen
- Een deel van de veestapel moest afgeslacht worden om de besmettelijke ziekte in te dammen.
- overgankelijk een massamoord aanrichten
- In feite is dit misschien een pervers gevolg van de aankondiging van de wapenstilstand. Ze hadden zo veel te verduren gehad dat ze bij de gedachte dat de oorlog zo zou eindigen, met zo veel maten dood en zo veel vijanden in leven, bijna niet konden wachten om een bloedbad aan te richten en er eens en voor al een eind aan te maken. Ze zouden iedereen afslachten. [1]
- ▸ De Engelsen en hun geallieerden hadden honderdduizenden Afrikanen afgeslacht, hun eigen en die van de vijand, ze waren de meest meedogenloze menselijke beesten van de aarde.[2]
- Het woord afslachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afslachten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be