afschutting
- Geluid: afschutting (hulp, bestand)
- af·schut·ting
- Naamwoord van handeling van afschutten met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afschutting | afschuttingen |
verkleinwoord |
de afschutting v
- wand die men gebruikt om twee ruimtes van elkaar te scheiden
- Hij stond in de afdeling woninginrichting bij een tafel met vazen. Hij nam er een op, trad er mee achter een afschutting, waterde hem vol en zette hem op zijn plaats terug. [3]
- De jongeren zijn allemaal tussen 18 en 20 jaar oud en behoren tot een studentenclub uit Sint Katelijne-Waver, ze verbleven een weekend aan zee. Na een feestje richtten ze een groot aantal vernielingen aan op het strand en in de wijk. Verkeersborden, paaltjes en afschuttingen werden omvergeduwd en glazen belandden op de openbare weg. Ze pleegden ook een diefstal van drank. [4]
- Het woord afschutting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afschutting" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ afschutting op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Gerard Reve 25 december 2015 Lezen, luisteren én kijken: hoofdstuk vier van ‘De Avonden’
- ↑ De Standaard 06/05/2006 door vmj Jongeren richtten vandalenstreken aan in Bredene en De Haan
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be