• af·klui·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkluiven
'ɑfklʌʏvə(n)
kloof af
klof 'ɑf
afgekloven
'ɑf.xə.klo.və(n)
klasse 2 volledig

afkluiven

  1. overgankelijk door kluiven alle vlees van een bot verwijderen
    • Hij zat met gretigheid alle botjes af te kluiven. 
99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be