• afi·ko·men
enkelvoud meervoud
naamwoord afikomen afikomens
verkleinwoord

de afikomenv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) stuk matse dat vóór de seidermaaltijd ergens wordt verborgen, door de kinderen moet worden gezocht en waarmee vervolgens de maaltijd wordt afgesloten