afhappen
- af·hap·pen
- samenstelling van af bw en happen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhappen |
hapte af |
afgehapt |
zwak -t | volledig |
afhappen [1]
- happen zodat er iets verdwijnt
- iemand iets ontnemen
- [1]: afbijten
1. happen zodat er iets verdwijnt
- Het woord afhappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhappen" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be