afhangen
- af·han·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhangen |
hing af |
afgehangen |
klasse 7 | volledig |
afhangen
- onpersoonlijk ~ van: naargelang iets verandert mee veranderen
- bepaald worden door
- Het hangt van het weer af of deze wedstrijd doorgang kan vinden.
- overgankelijk deur of raam aan scharnieren ophangen
- De timmerman hangt het raam af aan de kozijnstijl.
1. ~ van: naargelang iets verandert mee veranderen
- Het woord afhangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhangen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ afhangen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be