• af·dan·ker·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord afdankertje afdankertjes
verkleinwoord

het afdankertjeo [1]

  1. een voorwerp of persoon dat iemand wil weggooien maar dat door iemand anders toch nog als tweedehandsje gebruikt wordt (ook in figuurlijke zin)
    • Voor de vrouwen geldt hetzelfde. Ze hebben vaak geen behoefte om hun oorlogsverleden op te rakelen of proberen het nog steeds verborgen te houden voor hun familie en dorpsgenoten. Uiteindelijk hebben we in een tijdsbestek van twee jaar op Java, Sumatra, Kalimantan en de Molukken zo’n vijftig vrouwen kunnen interviewen en portretteren. Vaak weten hun kinderen en buren dat ze een ‘Japans afdankertje’ zijn, maar kennen ze niet de details, omdat beide partijen het te pijnlijk en te gênant vinden om erover te praten. [2] 

het afdankertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord afdanker
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hilde Janssen 24 april 2010
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be