• af·leg·ger·tje

het afleggertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aflegger
90 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be