administratief
- ad·mi·nis·tra·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de administratie’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- afgeleid van administratie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | administratief | administratiever | administratiefst |
verbogen | administratieve | administratievere | administratiefste |
partitief | administratiefs | administratievers | - |
administratief
- (bedrijfskunde) betrekking hebbend op administratie
- (juridisch) de taak en uitoefening van het bestuur betreffend
- [2] bestuurlijk
- Het woord administratief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "administratief" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "administratief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be