• abon·nee
  • van het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord abonnee abonnees
verkleinwoord abonneetje abonneetjes

de abonneev / m

  1. iemand die op iets geabonneerd is
    • Word nu abonnee en krijg de eerst maand gratis! 
    • Deze krant heeft meer dan 50.000 abonnees 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]