Startpagina
Willekeurig
Aanmelden
Instellingen
Financieel bijdragen
Over WikiWoordenboek
Disclaimers
Zoeken
abitus
Taal
Volgen
Bewerken
Inhoud
1
Latijn
1.1
Woordafbreking
1.2
Woordherkomst en -opbouw
1.3
Zelfstandig naamwoord
1.3.1
Verbuiging
1.3.2
Synoniemen
1.4
Verwijzingen
Latijn
Woordafbreking
ab·i·tus
Woordherkomst en -opbouw
Afgeleid van
abire
(
weggaan
) met het achtervoegsel
-tus
.
Zelfstandig naamwoord
ăbĭtŭs
m
vertrek
, afreis, het
weggaan
[
1
]
(metonymie) de uitgang, d.i. de plaats waar men uitgaat
[
2
]
(in meervoud)
[
3
]
Verbuiging
enkelvoud
meervoud
nominatief
ăbĭtus
ăbĭtūs
genitief
ăbĭtūs
ăbĭtuum
datief
ăbĭtuī
(ăbĭtū)
ăbĭtibus
accusatief
ăbĭtum
ăbĭtūs
vocatief
ăbĭtus
ăbĭtūs
ablatief
ăbĭtū
ăbĭtibus
Synoniemen
abitio
Verwijzingen
↑
M. Tullius Cicero
↑
P. Virgilius Maro
↑
C. Cornelius Tacitus