• Afkomstig van het Oudfranse woord abeance (schorsing).
enkelvoud meervoud
abeyance abeyances

abeyance

  1. oponthoud, opschorting, schorsing, uitstel, verdaging, verlating, verlet
  • fall into abeyance
in onbruik raken
  • hold in abeyance
  • in abeyance
«Since the gas leak in our office building, our work has been in temporary abeyance
Aangezien het gaslek in ons kantoorgebouw is is ons werk tijdelijk opgeschort.
  • leave in abeyance
laten rusten