opschorten
- Geluid: opschorten (hulp, bestand)
- op·schor·ten
- In de betekenis van ‘uitstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- samenstelling van op en schorten [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opschorten |
schortte op |
opgeschort |
zwak -t | volledig |
opschorten
- overgankelijk uitstellen
- Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden werd de zitting opgeschort.
- Het woord opschorten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opschorten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "opschorten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ opschorten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be