aber
Niet te verwarren met: Aber |
- aber
Naar frequentie | 4930 |
---|
aber
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abe
aber
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van abe
- aber
- Afkomstig uit het Indo-Germaans
Naar frequentie | 26 |
---|
aber
aber
- Klein, aber oho!
Klein, maar dapper!
- Unglaublich, aber wahr!
Ongelofelijk, maar waar!
- zwar, aber
weliswaar, maar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | das Aber | die Aber die Abers |
genitief | des Aber des Abers |
der Aber der Abers |
datief | dem Aber | den Abern den Abers |
accusatief | das Aber | die Aber die Abers |
aber, o
- het maar
- ohne Wenn und Aber
zonder 'als' en 'maar'
- viele Wenn und Aber vorbringen
veel 'als' en 'maar' ter spraake brengen
- a·ber
- Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | aber | aberet | aber abere |
abera aberne |
genitief | abers | aberets | abers aberes |
aberas abernes |
aber, o
- het maar
- «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
- Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.
- «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
- Det er et aber ved det.
Het is een maar erbij.
aber
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber
- aber
- Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | aber | aberet | aber | abera |
aber, o
- het maar
- «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
- Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.
- «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
aber
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber