• aban·don
enkelvoud meervoud
naamwoord abandon -
verkleinwoord - -

het abandono

  1. gedraging die duidelijk maakt dat iemand niet langer aanspraak op iets maakt
    • Alleen een malariavlieg kan hem uit de kop van de wedstrijd houden. Fysiek en mentaal is hij niet te kraken, zonder pech geen abandon. [3]
    • Sedertdien: opleving van onze bedrijvigheid in het door ons bezette gedeelte, vooral Oostkust van Sumatra, maar overigens ellende en in de laatste maanden toenemende onveiligheid op de ondernemingen in ons gebied op Java, die reeds hier en daar tot abandon heeft geleid. [4]
37 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[5]


Naar frequentie 2107
  • Afkomstig van de Latijnse frase ad bandon.
vervoeging
onbepaalde wijs to  abandon 
he/she/it  abandons 
verleden tijd  abandoned 
voltooid
deelwoord
 abandoned 
onvoltooid
deelwoord
 abandoning 
gebiedende wijs  abandon 

abandon

  1. verlaten, in de steek laten
  2. opgeven