abandon
- aban·don
- van Frans abandon, net als Middelnederlands abandoen "borgstelling" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abandon | - |
verkleinwoord | - | - |
het abandon o
- gedraging die duidelijk maakt dat iemand niet langer aanspraak op iets maakt
- Alleen een malariavlieg kan hem uit de kop van de wedstrijd houden. Fysiek en mentaal is hij niet te kraken, zonder pech geen abandon. [3]
- Sedertdien: opleving van onze bedrijvigheid in het door ons bezette gedeelte, vooral Oostkust van Sumatra, maar overigens ellende en in de laatste maanden toenemende onveiligheid op de ondernemingen in ons gebied op Java, die reeds hier en daar tot abandon heeft geleid. [4]
- Het woord abandon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abandon" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ abandon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Camps, H.Kampioenenbloed (1 februari 2019) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-22
- ↑ Heldring, E. (ed. J. de Vries)Herinneringen en dagboek. deel 2 (1970) Wolters-Noordhoff, Groningen; p. 1493; geraadpleegd 2019-07-22
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Naar frequentie | 2107 |
---|
- Geluid: abandon (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈbændən/
- Afkomstig van de Latijnse frase ad bandon.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to abandon |
he/she/it | abandons |
verleden tijd | abandoned |
voltooid deelwoord |
abandoned |
onvoltooid deelwoord |
abandoning |
gebiedende wijs | abandon |
abandon