aarzelloos
- Geluid: aarzelloos (hulp, bestand)
- aar·zel·loos
- Naamwoord van handeling van aarzelen met het achtervoegsel -loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aarzelloos | aarzellozer | aarzelloost |
verbogen | aarzelloze | aarzellozere | aarzellooste |
partitief | aarzelloos | aarzellozers | - |
aarzelloos
- zonder aarzeling
- Hij deed zijn werk aarzelloos.
- Het woord 'aarzelloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.