aanschaffing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·schaf·fing
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanschaffen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanschaffing | aanschaffingen |
verkleinwoord | aanschaffinkje | aanschaffinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanschaffing v
- de handeling van het kopen van iets
- ▸ Voor niets gaat de zon op. Zonlicht omzetten in stroom vergt in eerste instantie een investering, maar de terugverdientijd slinkt. Landelijke subsidie op zonnepanelen moet mensen aanmoedigen de stap te zetten. Maar de 22 miljoen euro die het kabinet beschikbaar stelt, is met een maximum van 650 euro per aanschaffing met een kleine 34.000 uitkeringen op.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de handeling van het kopen van iets
Gangbaarheid
- Het woord aanschaffing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “‘Het mooist is als meter terugdraait’” (02-07-2012), Tubantia