• aan·schaf·fing
enkelvoud meervoud
naamwoord aanschaffing aanschaffingen
verkleinwoord aanschaffinkje aanschaffinkjes

de aanschaffingv

  1. de handeling van het kopen van iets
     Voor niets gaat de zon op. Zonlicht omzetten in stroom vergt in eerste instantie een investering, maar de terugverdientijd slinkt. Landelijke subsidie op zonnepanelen moet mensen aanmoedigen de stap te zetten. Maar de 22 miljoen euro die het kabinet beschikbaar stelt, is met een maximum van 650 euro per aanschaffing met een kleine 34.000 uitkeringen op.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “‘Het mooist is als meter terugdraait’” (02-07-2012), Tubantia