aanpikken
- aan·pik·ken
- samenstelling van aan bw en pikken ww
aanpikken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanpikken |
pikte aan |
aangepikt |
zwak -t | volledig |
- een achterstand goedmaken
- Meeusen nam vanaf de start in Ruddervoorde het initiatief en kreeg aanvankelijk Vantornout en Van der Haar mee. Klassementsleider Sven Nys kon pas later aanpikken met onder anderen Van der Poel en Corné van Kessel in zijn spoor. Van der Haar kreeg met tegenslag te maken; eerst ging hij door toedoen van landgenoot Van Kessel onderuit, vervolgens reed de Nederlands kampioen lek. [2]
- weer meedoen
- Met een klein beetje inbeeldingsvermogen kan Olivier Rommens bij de aanwinsten van NAC worden gevoegd. Een zware knieblessure zette een streep door het hele vorige seizoen, een jaar later buffelt de middenvelder als vanouds weer op het veld en wil hij aanpikken bij het niveau van NAC 1. [3]
- ,,Ik had na een duel last van mijn rug, maar viel door de knieklachten uit", vertelde Ramselaar. ,,Het is onderzocht, maar na een korte rustperiode kan ik waarschijnlijk weer aanpikken." [4]
- overgankelijk met een scherp voorwerp iets kapot of lek prikken
- [1] bijhalen, inhalen
- [2] aanhaken, aanklampen
1.
- Het woord aanpikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanpikken" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 09-11-14 Van der Poel tweede in Ruddervoorde
- ↑ Tubantia 03-07-18 Canales naar Real Betis, Van der Heijden naar Carpi in Serie B
- ↑ Tubantia 25-04-17 Bart Ramselaar snel weer op de been
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be