aanpassingsperiode

  • aan·pas·sings·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord aanpassingsperiode aanpassingsperioden, aanpassingsperiodes
verkleinwoord aanpassingsperiodetje aanpassingsperiodetjes

de aanpassingsperiodev

  1. een periode die nodig is of verondersteld wordt nodig te zijn voor een aanpassing
    • Deze personen kunnen na een aanpassingsperiode minimaal drie maanden en op basis van een positief advies van een oogarts weer geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 2.