aanpassingsfactor

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·pas·sings·fac·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanpassingsfactor aanpassingsfactoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanpassingsfactorm

  1. factor waarmee een oude waarde vermenigvuldigd moet worden om een nieuwe waarde te krijgen
    • Voor het berekenen van het nieuwe pensioen moet men het actuele pensioen vermenigvuldigen met een aanpassingsfactor van 1,03. 

Gangbaarheid