• aan·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhouder aanhouders
verkleinwoord aanhoudertje aanhoudertjes

de aanhouderm

  1. (juridisch) iemand (m.n. een politieagent) die iemand anders aanhoudt, die een aanhouding verricht
  2. (persoon) iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder

[2] "iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder"

  • De aanhouder wint
Wie lang genoeg volhoudt, krijgt uiteindelijk zijn zin
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]