aanhangsel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanhangsel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanhaŋsəl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·hang·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanhangen met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhangsel | aanhangselen, aanhangsels |
verkleinwoord | aanhangseltje | aanhangseltjes |
Zelfstandig naamwoord
het aanhangsel o
- toevoegsel
- De juiste antwoorden op de vragen zijn gegeven in het aanhangsel achter in het boek.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. toevoegsel
Gangbaarheid
- Het woord aanhangsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhangsel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be