Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·de·len·be·leg·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aandelenbelegger aandelenbeleggers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aandelenbeleggerm

  1. iemand die aandelen bezit; iemand die investeert in aandelen
    • Normaal gesproken bewegen uitstappende aandelenbeleggers gelijk richting de veilige haven genaamd Duits staatspapier. Alleen de afgelopen maanden gebeurde dit duidelijk niet. De lange rente steeg sinds begin dit jaar van 0,4% richting 0,8%.[1] 
    • De tienjaarsrente in de VS is tot bijna 3% omhoog gekropen en de inflatie loopt richting de 2%. Dat wilden we met zijn allen, maar nu het gebeurt schrikken we toch even”, aldus De Jonge. Hij constateerde dat aandelenbeleggers fantastische tijden hebben gekend. „Maar we beginnen een alternatief te krijgen voor aandelen. Dat beroert de hele markt.”[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Telegraaf RICHARD ABMA 14 maart 2018
  2. de Telegraaf 01 mrt. 2018